Deze kleinere albergues zijn toch een verademing tegenover het drukke gedoe van de grotere broertjes. Je betaalt iets meer maar je krijgt er een hoop rust voor terug. Nadeel: je komt er heel weinig oude bekenden tegen; voordeel: je leert er nieuwe mensen kennen. Na 90 dagen onderweg te zijn weet je wel dat de meeste contacten heel vluchtig zijn. Na een kort klimmetje tot op de flank van de Alto Páramo (660m) gaat het bergafwaarts naar Portomarín. De weg gaat vaak door het bos, dan eens op asfaltwegen en dan weer op hobbelige paadjes. geen kerkjes vandaag en hier ook geen dorpjes, of ik moet ze door de mist gemist hebben. Mistsluiers hangen tussen de valleien en over de velden. Af en toe kruist zo'n mistsluier mijn pad waardoor ik mij in een of andere fantasyfilm waan. Geen mooie vergezichten van de omgeving vandaag maar mistige plaatjes met een hoog magisch gehalte. I like it.
Het stuwmeer van Portomarín is ook nog in de mist gehuld als ik in de stad aankom.
Langs een hoge stenen trap en een stadspoort kom je de stad in. Wanneer je de bewegwijzering volgt ben je zo weer de stad uit en heb je niets gezien. Nu, op dit uur is toch alles nog gesloten. Ik moet nog inkopen doen want de eerstvolgende 25 kilometers is geen bevoorrading mogelijk. Ik heb nog pasta in mijn rugzak en koop voor daarbij een potje tomatensaus. Brood, tomaat en fruit neem ik ook mee.
Wanneer ik een half uurtje later de stad verlaat is er al ietsje meer van het meer te zien. En dan gaan wij weer omhoog, naar een hoogte van ongeveer 700 meter.
Het pad loopt door bossen van oude grillig gevormde eiken, maar vooral door dennenbossen. Ondertussen is de zon er weer en warmt de omgeving op. De zoete opsteigende geur van de dennennaalden komt mijn neus binnengedrongen. Wij lopen wel altijd paralel met de straat maar toch krijg je het gevoel dat je midden in het bos loopt.
De enige storende factor zijn de vele fietsers die op het voetpad rijden, en het zijn zeker niet allemaal stuurbare en vaardige fietsers, vooral als het wat bergop gaat. Meer dan eens stoor ik mij aan hun arrogant geroep om uit de weg te gaan, terwijl zij eigenlijk op onze weg rijden. Meer dan eens laat ik hen, zogezegd nietsvermoedend, even wachten vooraleer ik opzij ga. Na 8 kilometer is Gonza het eerste dorpje waar enkele herbergen zijn. Ik besluit echter om nog wat verder te gaan, zo kort mogelijk bij het hoogste punt.
Het dorpje waar ik rond de middag strand is Ventas de Narón, waar ik incheck in de albergue O Cruceiro, genoemd naar het kapelletje vlak ernaast. Voor het eerst geen stapelbedden, en met acht op de kamer, prijs 10€. Het wordt weer een lange namiddag want ook hier is niets te beleven, en je kunt niet altijd aan de bar hangen. Het is niet de bedoeling dat ik als alcoholieker terugkom.
Ik zet mij (toch maar) op het terras van de herberg (omdat hier WiFi is) en schuim YouTube af naar stukjes van The Scene en Thé Lau. Van Werchter 1994 tot Pinkpop 2014 passeren de filmpjes de revue: Iedereen is van de wereld, Blauw, De vriendschap, Open, Feest, ... iedereen wist dat het ging gebeuren, maar toch is dit weer een klap voor de Nederlandstalige muziekwereld. R.I.P. Thé Lau.
Morgen wil ik terug wat verder gaan, tot in Melide, ongeveer 27 kilometer, mede door het ontbreken van herbergen op het parcours. Ik duik dan ongeveer onder de laatste 50 kilometers die ik over nog drie dagen verdeel. Ik zal dus vermoedelijk op maandag 29 juni in Santiago aankomen, een dagje voor mijn planning.
Mooi verhaal, terug prachtige foto's. Geniet van de laatste kilometers !
BeantwoordenVerwijderen